Dyslexiebeleid

Dyslexiebeleid

Dyslexie is een verzamelnaam voor kinderen met ernstige problemen met lezen en spellen.

Groep 1 en 2
Tijdens het  intake gesprek wordt geïnformeerd of er dyslexie in de naaste familie voorkomt. Dit wordt op het Entreeformulier genoteerd. Met behulp van de checklist signalen vroegonderkenning dyslexie wordt bij deze kinderen gemonitord of  ze tot de risicogroep behoren.

Is dat het geval, dan gaat het kind vanaf de 2e helft groep 2 deelnemen aan het computerprogramma Bouw. Dit programma is adaptief, wordt gedurende 2 jaar zowel op school als thuis gedaan en heeft een wetenschappelijk bewezen preventief effect op de ontwikkeling van ernstige dyslexie. Een aantal teamleden heeft de training als mentor/coördinator Bouw gevolgd.

Groep 3 en 4
Risicolezers zijn  reeds gesignaleerd en worden vanaf begin groep 3 bij het leesonderwijs goed in de gaten gehouden. Wanneer zij bij de leestoetsen (Cito M3) uitvallen, krijgen zij 3 x per week 20 minuten extra leesondersteuning in een kleine groep. Dit gebeurt volgens een standaardhandelingsplan, waarin de te behalen doelen worden geformuleerd in termen van vaardigheidsgroei/DLE (Didactisch Leeftijds Equivalent). Dit plan dient telkens zorgvuldig te worden geëvalueerd. Als het doel niet is bereikt, wordt het plan aangepast en voortgezet.

Wanneer er halverwege groep 4 nog steeds sprake is van achterstand en functioneren op niveau V bij technisch lezen en/of spelling komt een kind in aanmerking voor vergoede diagnostiek en wordt een schooldossier samengesteld. Een belangrijke indicator is een opvallend verschil tussen deze resultaten en de resultaten op bijvoorbeeld de rekentoetsen. Wanneer een kind op alle terreinen zwak presteert, is er meestal sprake van bredere leerproblematiek.

Behandeling vindt vervolgens buiten school plaats bij het RID (het voormalige IWAL) of bij Het  ABC.

Op school doet de leerling zoveel mogelijk gewoon mee met de instructie. Dictees kunnen worden aangepast/ gehalveerd/ op de computer gedaan enz. Dit gebeurt altijd in overleg met de dyslexiebehandelaar en de ib-er.
                                                                                             
Bovenbouw groepen 5 tot en met 8
Het komt voor dat begaafde leerlingen in de middenbouw nog redelijk meekomen met lezen en spellen, maar in de bovenbouw relatief grote achterstanden gaan oplopen bij deze vakken. Als er een groot contrast is met de resultaten bij andere schoolvakken, is er mogelijk sprake van dyslexie. In die gevallen laten wij als school, in overleg met ouders, diagnostiek verrichten. De leerling kan dan voor de overstap naar het VO een dyslexieverklaring verwerven en heeft dan recht op compenserende maatregelen in het VO.

Compenserende maatregelen
Een zwakke lezer wordt aan een maatje gekoppeld wanneer er stukken tekst gelezen moeten worden. De vragen worden zoveel mogelijk zelfstandig  door het kind beantwoordt. Om het zelfvertrouwen van het kind zoveel mogelijk te ondersteunen, wordt gestreefd naar zoveel mogelijk succeservaringen. Hardop voorlezen in de groep wordt niet van het kind gevraagd.

Kinderen met een officiële dyslexieverklaring hebben recht op extra tijd bij toetsen. In het PO speelt dit nog niet zo, maar het is goed om je te realiseren dat het maken van toetsen hen meer inspanning kost en dat zij soms gebaat zijn bij meer tijd/opknippen van de toets in meerdere delen.

Deze leerlingen hebben vaak ook automatiseringsproblemen bij het leren van de tafels bij rekenen. Wanneer dit hun tempo bij het uitvoeren van rekenwerk in de bovenbouw ernstig gaat belemmeren, mogen zij een tafelkaart gebruiken. Dit dient wel altijd in het dossier in ParnasSys vermeld te worden. Ook bij de overstap naar het VO is het van belang dit goed over te dragen.

Voor kinderen met zeer ernstige leesproblemen is het programma ClaroRead aangeschaft, dat teksten en webpagina’s voorleest.

 

⇗ Naar hoofdstukoverzicht: Ondersteuning